Agenda en uitgaanstips

Evenementen in Nederland

 

-------

 

Feest- en gedenkdagen in Italië

 

25 april

Festa della Liberazione

 

1 mei

Festa del Lavoro

 

2 juni

Festa della Repubblica

 

Lees verder...

Onze statistieken

Vandaag 198
Deze week 198
Deze maand 2335
Sinds 10-2008 3599123

Zwemmen - Nuotare




 

 

In het Italiaans worden de persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij, etc.) meestal weggelaten. Hier staan ze voor de volledigheid wel vermeld.

 

 

Infinitief Infinito
te zwemmen nuotare
   
Tegenwoordige tijd Presente
ik zwem io nuoto
jij zwemt tu nuoti
hij / zij zwemt lui / lei nuota
wij zwemmen noi nuotiamo
jullie zwemmen voi nuotate
zij zwemmen loro nuotano
   
Tegenwoordig actieve tijd Presente progressive
ik ben aan het zwemmen io sto nuotando
jij bent aan het zwemmen tu stai nuotando
hij / zij is aan het zwemmen lui / lei sta nuotando
wij zijn aan het zwemmen noi stiamo nuotando
jullie zijn aan het zwemmen voi state nuotando
zij zijn aan het zwemmen loro stanno nuotando
   
Verleden tijd Passato
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
ik zwom io nuotavo
jij zwom tu nuotavi
hij / zij zwom lui / lei nuotava
wij zwommen noi nuotavamo
jullie zwommen voi nuotavate
zij zwommen loro nuotavano
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(nabije verleden)
Passato prossimo
ik heb gezwommen io ho nuotato
jij hebt gezwommen tu hai nuotato
hij / zij heeft gezwommen lui / lei ha nuotato
wij hebben gezwommen noi abbiamo nuotato
jullie hebben gezwommen voi avete nuotato
zij hebben gezwommen loro hanno nuotato
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(verre verleden)
Passato remoto
ik heb gezwommen io nuotai
jij hebt gezwommen tu nuotasti
hij / zij heeft gezwommen lui / lei nuotò
wij hebben gezwommen noi nuotammo
jullie hebben gezwommen voi nuotaste
zij hebben gezwommen loro nuotarono
   
Voltooid verleden tijd
(nabije verleden)
Trapassato prossimo
ik had gezwommen io avevo nuotato
jij had gezwommen tu avevi nuotato
hij / zij had gezwommen lui / lei aveva nuotato
wij hadden gezwommen noi avevamo nuotato
jullie hadden gezwommen voi avevate nuotato
zij hadden gezwommen loro avevano nuotato
   
Voltooid verleden tijd
(verre verleden)
Trapassato remoto
ik had gezwommen io ebbi nuotato
jij had gezwommen tu avesti nuotato
hij / zij had gezwommen lui / lei ebbe nuotato
wij hadden gezwommen noi avemmo nuotato
jullie hadden gezwommen voi aveste nuotato
zij hadden gezwommen loro ebbero nuotato
   
Toekomende tijd Futuro
Onvoltooid toekomende tijd Futuro semplice
ik zal zwemmen io nuoterò
jij zal zwemmen tu nuoterai
hij / zij zal zwemmen lui / lei nuoterà
wij zullen zwemmen noi nuoteremo
jullie zullen zwemmen voi nuoterete
zij zullen zwemmen loro nuoteranno
   
Voltooid toekomstige tijd Futuro anteriore
ik zal hebben gezwommen io avrò nuotato
jij zal hebben gezwommen tu avrai nuotato
hij / zij zal hebben gezwommen lui / lei avrà nuotato
wij zullen hebben gezwommen noi avremo nuotato
jullie zullen hebben gezwommen voi avrete nuotato
zij zullen hebben gezwommen loro avranno nuotato
   
Aanvoegende wijs Congiuntivo
Tegenwoordige tijd Presente
dat ik zwem che io nuoti
dat je zwemt che tu nuoti
dat hij / zij zwemt che lui / lei nuoti
dat wij zwemmen che noi nuotiamo
dat jullie zwemmen che voi nuotiate
dat zij zwemmen che loro nuotino
   
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
dat ik zwom che io nuotassi
dat je zwom che tu nuotassi
dat hij / zij zwom che lui / lei nuotasse
dat wij zwommen che noi nuotassimo
dat jullie zwommen che voi nuotaste
dat zij zwommen che loro nuotassero
   
Voltooid tegenwoordige tijd Passato
dat ik heb gezwommen che io abbia nuotato
dat je hebt gezwommen che tu abbia nuotato
dat hij / zij heeft gezwommen che lui / lei abbia nuotato
dat wij hebben gezwommen che noi abbiamo nuotato
dat jullie hebben gezwommen che voi abbiate nuotato
dat zij hebben gezwommen che loro abbiano nuotato
   
Voltooid verleden tijd Trapassato
dat ik had gezwommen che io avessi nuotato
dat je had gezwommen che tu avessi nuotato
dat hij / zij had gezwommen che lui / lei avesse nuotato
dat wij hadden gezwommen che noi avessimo nuotato
dat jullie hadden gezwommen che voi aveste nuotato
dat zij hadden gezwommen che loro avessero nuotato
   
Voorwaardelijke wijs Condizionale
Tegenwoordige tijd Presente
ik zou zwemmen io nuoterei
jij zou zwemmen tu nuoteresti
hij / zij zou zwemmen lui / lei nuoterebbe
wij zouden zwemmen noi nuoteremmo
jullie zouden zwemmen voi nuotereste
zij zouden zwemmen loro nuoterebbero
   
Verleden tijd Passato
ik zou hebben gezwommen io avrei nuotato
jij zou hebben gezwommen tu avresti nuotato
hij / zij zou hebben gezwommen lui / lei avrebbe nuotato
wij zouden hebben gezwommen noi avremmo nuotato
jullie zouden hebben gezwommen voi avreste nuotato
zij zouden hebben gezwommen loro avrebbero nuotato
   
Gebiedende wijs Imperativo
zwem ! (tu) nuota !
zwem ! (Lei) nuoti !
laten we zwemmen ! (noi) nuotiamo !
zwem ! (voi) nuotate !
zwem ! (loro) nuotino !
   
Deelwoord Participio
tegenwoordige tijd Presente
zwemmende nuotante
   
Verleden tijd Passato
gezwommen hebbende nuotato
   
Gerundium Gerundio
Tegenwoordige tijd Presente
al zwemmend nuotando
   
Verleden tijd Passato
gezwommen hebbend avendo nuotato







Citaat van de dag

"Twee dingen vervullen het gemoed met steeds nieuwe en steeds toenemende bewondering en ontzag, hoe vaker en intenser het nadenken zich erop toelegt: de sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij.
Due cose riempiono l'animo di ammirazione e venerazione sempre nuova e crescente, quanto più spesso e più a lungo la riflessione si occupa di esse: il cielo stellato sopra di me, e la legge morale in me. "
- Immanuel Kant -
(1724-1804)

Advertenties

Met de opbrengst van reclame wordt het onderhoud van de site betaald en sparen we voor nieuwe investeringen zoals geluidsbestanden.
Wilt u ook adverteren op deze site?