Staan - Stare
In het Italiaans worden de persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij, etc.) meestal weggelaten. Hier staan ze voor de volledigheid wel vermeld.
Infinitief | Infinito |
te staan | stare |
Tegenwoordige tijd | Presente |
ik sta | io sto |
jij staat | tu stai |
hij / zij staat | lui / lei sta |
wij staan | noi stiamo |
jullie staan | voi state |
zij staan | loro stanno |
Tegenwoordig actieve tijd | Presente progressive |
ik ben aan het staan | io sto stando |
jij bent aan het staan | tu stai stando |
hij / zij is aan het staan | lui / lei sta stando |
wij zijn aan het staan | noi stiamo stando |
jullie zijn aan het staan | voi state stando |
zij zijn aan het staan | loro stanno stando |
Verleden tijd | Passato |
Onvoltooid verleden tijd | Imperfetto |
ik stond | io stavo |
jij stond | tu stavi |
hij / zij stond | lui / lei stava |
wij stonden | noi stavamo |
jullie stonden | voi stavate |
zij stonden | loro stavano |
voltooid tegenwoordige tijd (nabije verleden) |
Passato prossimo |
ik heb gestaan | io sono stato |
jij hebt gestaan | tu sei stato |
hij / zij heeft gestaan | lui / lei é stato |
wij hebben gestaan | noi siamo stato |
jullie hebben gestaan | voi siete stato |
zij hebben gestaan | loro sono stato |
voltooid tegenwoordige tijd (verre verleden) |
Passato remoto |
ik heb gestaan | io stetti |
jij hebt gestaan | tu stesti |
hij / zij heeft gestaan | lui / lei stette |
wij hebben gestaan | noi stemmo |
jullie hebben gestaan | voi steste |
zij hebben gestaan | loro stettero |
voltooid verleden tijd (nabije verleden) |
Trapassato prossimo |
ik had gestaan | io ero stato |
jij had gestaan | tu eri stato |
hij / zij had gestaan | lui / lei era stato |
wij hadden gestaan | noi eravamo stati |
jullie hadden gestaan | voi eravate stati |
zij hadden gestaan | loro erano stati |
voltooid verleden tijd (verre verleden) |
Trapassato remoto |
ik had gestaan | io fui stato |
jij had gestaan | tu fosti stato |
hij / zij had gestaan | lui / lei fu stato |
wij hadden gestaan | noi fummo stati |
jullie hadden gestaan | voi foste stati |
zij hadden gestaan | loro furono stati |
Toekomende tijd | Futuro |
Onvoltooid toekomende tijd | Futuro semplice |
ik zal staan | io starò |
jij zal staan | tu starai |
hij / zij zal staan | lui / lei starà |
wij zullen staan | noi staremo |
jullie zullen staan | voi starete |
zij zullen staan | loro staranno |
voltooid toekomstige tijd | Futuro anteriore |
ik zal hebben gestaan | io sarò stato |
jij zal hebben gestaan | tu sarai stato |
hij / zij zal hebben gestaan | lui / lei sarà stato |
wij zullen hebben gestaan | noi saremo stati |
jullie zullen hebben gestaan | voi sarete stati |
zij zullen hebben gestaan | loro saranno stati |
Aanvoegende wijs | Congiuntivo |
Tegenwoordige tijd | Presente |
dat ik mag staan | che io stia |
dat je moge staan | che tu stia |
dat hij / zij moge staan | che lui / lei stia |
dat wij mogen staan | che noi stiamo |
dat jullie mogen staan | che voi stiate |
dat zij mogen staan | che loro stiano |
Onvoltooid verleden tijd | Imperfetto |
dat ik mocht staan | che io stessi |
dat je mocht staan | che tu stessi |
dat hij / zij mocht staan | che lui / lei stesse |
dat wij mochten staan | che noi stessimo |
dat jullie mochten staan | che voi steste |
dat zij mochten staan | che loro stessero |
voltooid tegenwoordige tijd | Passato |
dat ik heb mogen staan | che io sia stato |
dat je hebt mogen staan | che tu sia stato |
dat hij / zij heeft mogen staan | che lui / lei sia stato |
dat wij hebben mogen staan | che noi siamo stati |
dat jullie hebben mogen staan | che voi siate stati |
dat zij hebben mogen staan | che loro siano stati |
voltooid verleden tijd | Trapassato |
dat ik had mogen staan | che io fossi stato |
dat je had mogen staan | che tu fossi stato |
dat hij / zij had mogen staan | che lui / lei fosse stato |
dat wij hadden mogen staan | che noi fossimo stati |
dat jullie hadden mogen staan | che voi foste stati |
dat zij hadden mogen staan | che loro fossero stati |
Voorwaardelijke wijs | Condizionale |
Tegenwoordige tijd | Presente |
ik zou staan | io starei |
jij zou staan | tu staresti |
hij / zij zou staan | lui / lei starebbe |
wij zouden staan | noi staremmo |
jullie zouden staan | voi stareste |
zij zouden staan | loro starebbero |
Verleden tijd | Passato |
ik zou hebben gestaan | io sarei stato |
jij zou hebben gestaan | tu saresti stato |
hij / zij zou hebben gestaan | lui / lei sarebbe stato |
wij zouden hebben gestaan | noi saremmo stati |
jullie zouden hebben gestaan | voi sareste stati |
zij zouden hebben gestaan | loro sarebbero stati |
Gebiedende wijs | Imperativo |
sta ! | (tu) sta ! |
sta ! | (Lei) stia ! |
laten we staan ! | (noi) stiamo ! |
sta ! | (voi) state ! |
sta ! | (loro) stiano ! |
Deelwoord | Participio |
tegenwoordige tijd | Presente |
staande | stante |
Verleden tijd | Passato |
gestaan hebbende | stato |
Gerundium | Gerundio |
Tegenwoordige tijd | Presente |
al staand | stando |
Verleden tijd | Passato |
gestaan hebbend | essendo stato |
2025 Harmen Schoonekamp | contact | Talennet | sitemap......
"Wijsheid begint bij twijfel.
Il dubbio è l' inizio della sapienza.
"