Agenda en uitgaanstips

Evenementen in Nederland

 

-------

 

Feest- en gedenkdagen in Italië

 

25 april

Festa della Liberazione

 

1 mei

Festa del Lavoro

 

2 juni

Festa della Repubblica

 

Lees verder...

Onze statistieken

Vandaag 90
Deze week 1068
Deze maand 3810
Sinds 10-2008 3694336

Spreken - Parlare




 

 

In het Italiaans worden de persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij, etc.) meestal weggelaten. Hier staan ze voor de volledigheid wel vermeld.

 

 

Infinitief Infinito
te spreken parlare
   
Tegenwoordige tijd Presente
ik spreek io parlo
jij spreekt tu parli
hij / zij spreekt lui / lei parla
wij spreken noi parliamo
jullie spreken voi parlate
zij spreken loro parlano
   
Tegenwoordig actieve tijd Presente progressive
ik ben aan het spreken io sto parlando
jij bent aan het spreken tu stai parlando
hij / zij is aan het spreken lui / lei sta parlando
wij zijn aan het spreken noi stiamo parlando
jullie zijn aan het spreken voi state parlando
zij zijn aan het spreken loro stanno parlando
   
Verleden tijd Passato
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
ik sprak io parlavo
jij sprak tu parlavi
hij / zij sprak lui / lei parlava
wij spraken noi parlavamo
jullie spraken voi parlavate
zij spraken loro parlavano
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(nabije verleden)
Passato prossimo
ik heb gesproken io ho parlato
jij hebt gesproken tu hai parlato
hij / zij heeft gesproken lui / lei ha parlato
wij hebben gesproken noi abbiamo parlato
jullie hebben gesproken voi avete parlato
zij hebben gesproken loro hanno parlato
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(verre verleden)
Passato remoto
ik heb gesproken io parlai
jij hebt gesproken tu parlasti
hij / zij heeft gesproken lui / lei parlò
wij hebben gesproken noi parlammo
jullie hebben gesproken voi parlaste
zij hebben gesproken loro parlarono
   
Voltooid verleden tijd
(nabije verleden)
Trapassato prossimo
ik had gesproken io avevo parlato
jij had gesproken tu avevi parlato
hij / zij had gesproken lui / lei aveva parlato
wij hadden gesproken noi avevamo parlato
jullie hadden gesproken voi avevate parlato
zij hadden gesproken loro avevano parlato
   
Voltooid verleden tijd
(verre verleden)
Trapassato remoto
ik had gesproken io ebbi parlato
jij had gesproken tu avesti parlato
hij / zij had gesproken lui / lei ebbe parlato
wij hadden gesproken noi avemmo parlato
jullie hadden gesproken voi aveste parlato
zij hadden gesproken loro ebbero parlato
   
Toekomende tijd Futuro
Onvoltooid toekomende tijd Futuro semplice
ik zal spreken io parlerò
jij zal spreken tu parlerai
hij / zij zal spreken lui / lei parlerà
wij zullen spreken noi parleremo
jullie zullen spreken voi parlerete
zij zullen spreken loro parleranno
   
Voltooid toekomstige tijd Futuro anteriore
ik zal hebben gesproken io avrò parlato
jij zal hebben gesproken tu avrai parlato
hij / zij zal hebben gesproken lui / lei avrà parlato
wij zullen hebben gesproken noi avremo parlato
jullie zullen hebben gesproken voi avrete parlato
zij zullen hebben gesproken loro avranno parlato
   
Aanvoegende wijs Congiuntivo
Tegenwoordige tijd Presente
dat ik spreek che io parli
dat je spreekt che tu parli
dat hij / zij spreekt che lui / lei parli
dat wij spreken che noi parliamo
dat jullie spreken che voi parliate
dat zij spreken che loro parlino
   
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
dat ik sprak che io parlassi
dat je sprak che tu parlassi
dat hij / zij sprak che lui / lei parlasse
dat wij spraken che noi parlassimo
dat jullie spraken che voi parlaste
dat zij spraken che loro parlassero
   
Voltooid tegenwoordige tijd Passato
dat ik heb gesproken che io abbia parlato
dat je hebt gesproken che tu abbia parlato
dat hij / zij heeft gesproken che lui / lei abbia parlato
dat wij hebben gesproken che noi abbiamo parlato
dat jullie hebben gesproken che voi abbiate parlato
dat zij hebben gesproken che loro abbiano parlato
   
Voltooid verleden tijd Trapassato
dat ik had gesproken che io avessi parlato
dat je had gesproken che tu avessi parlato
dat hij / zij had gesproken che lui / lei avesse parlato
dat wij hadden gesproken che noi avessimo parlato
dat jullie hadden gesproken che voi aveste parlato
dat zij hadden gesproken che loro avessero parlato
   
Voorwaardelijke wijs Condizionale
Tegenwoordige tijd Presente
ik zou spreken io parlerei
jij zou spreken tu parleresti
hij / zij zou spreken lui / lei parlerebbe
wij zouden spreken noi parleremmo
jullie zouden spreken voi parlereste
zij zouden spreken loro parlerebbero
   
Verleden tijd Passato
ik zou hebben gesproken io avrei parlato
jij zou hebben gesproken tu avresti parlato
hij / zij zou hebben gesproken lui / lei avrebbe parlato
wij zouden hebben gesproken noi avremmo parlato
jullie zouden hebben gesproken voi avreste parlato
zij zouden hebben gesproken loro avrebbero parlato
   
Gebiedende wijs Imperativo
spreek ! (tu) parla !
spreek ! (Lei) parli !
laten we spreken ! (noi) parliamo !
spreek ! (voi) parlate !
spreek ! (loro) parlino !
   
Deelwoord Participio
tegenwoordige tijd Presente
sprekende parlante
   
Verleden tijd Passato
gesproken hebbende parlato
   
Gerundium Gerundio
Tegenwoordige tijd Presente
al sprekend parlando
   
Verleden tijd Passato
gesproken hebbend avendo parlato







Citaat van de dag

"Wijsheid begint bij twijfel.
Il dubbio è l' inizio della sapienza. "
- René Descartes -
(1596-1650)

Mededelingen en snelkoppelingen

Heeft u een eigen website? Een link naar deze website wordt zeer gewaardeerd. Uw website kan eventueel ook bij ons in het linkoverzicht geplaatst worden.