Agenda en uitgaanstips

Evenementen in Nederland

 

-------

 

Feest- en gedenkdagen in Italiƫ

 

25 april

Festa della Liberazione

 

1 mei

Festa del Lavoro

 

2 juni

Festa della Repubblica

 

Lees verder...

Onze statistieken

Vandaag 172
Deze week 172
Deze maand 2309
Sinds 10-2008 3599097

Rennen - Correre




 

 

In het Italiaans worden de persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij, etc.) meestal weggelaten. Hier staan ze voor de volledigheid wel vermeld.

 

 

Infinitief Infinito
te rennen correre
   
Tegenwoordige tijd Presente
ik ren io corro
jij rent tu corri
hij / zij rent lui / lei corre
wij rennen noi corriamo
jullie rennen voi correte
zij rennen loro corrono
   
Tegenwoordig actieve tijd Presente progressive
ik ben aan het rennen io sto correndo
jij bent aan het rennen tu stai correndo
hij / zij is aan het rennen lui / lei sta correndo
wij zijn aan het rennen noi stiamo correndo
jullie zijn aan het rennen voi state correndo
zij zijn aan het rennen loro stanno correndo
   
Verleden tijd Passato
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
ik rende io correvo
jij rende tu correvi
hij / zij rende lui / lei correva
wij renden noi correvamo
jullie renden voi correvate
zij renden loro correvano
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(nabije verleden)
Passato prossimo
ik heb gerend io ho corso
jij hebt gerend tu hai corso
hij / zij heeft gerend lui / lei ha corso
wij hebben gerend noi abbiamo corso
jullie hebben gerend voi avete corso
zij hebben gerend loro hanno corso
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(verre verleden)
Passato remoto
ik heb gerend io corsi
jij hebt gerend tu corresti
hij / zij heeft gerend lui / lei corse
wij hebben gerend noi corremmo
jullie hebben gerend voi correste
zij hebben gerend loro corsero
   
Voltooid verleden tijd
(nabije verleden)
Trapassato prossimo
ik had gerend io avevo corso
jij had gerend tu avevi corso
hij / zij had gerend lui / lei aveva corso
wij hadden gerend noi avevamo corso
jullie hadden gerend voi avevate corso
zij hadden gerend loro avevano corso
   
Voltooid verleden tijd
(verre verleden)
Trapassato remoto
ik had gerend io ebbi corso
jij had gerend tu avesti corso
hij / zij had gerend lui / lei ebbe corso
wij hadden gerend noi avemmo corso
jullie hadden gerend voi aveste corso
zij hadden gerend loro ebbero corso
   
Toekomende tijd Futuro
Onvoltooid toekomende tijd Futuro semplice
ik zal rennen io correrò
jij zal rennen tu correrai
hij / zij zal rennen lui / lei correrà
wij zullen rennen noi correremo
jullie zullen rennen voi correrete
zij zullen rennen loro correranno
   
Voltooid toekomstige tijd Futuro anteriore
ik zal hebben gerend io avrò corso
jij zal hebben gerend tu avrai corso
hij / zij zal hebben gerend lui / lei avrà corso
wij zullen hebben gerend noi avremo corso
jullie zullen hebben gerend voi avrete corso
zij zullen hebben gerend loro avranno corso
   
Aanvoegende wijs Congiuntivo
Tegenwoordige tijd Presente
dat ik ren che io corra
dat je rent che tu corra
dat hij / zij rent che lui / lei corra
dat wij rennen che noi corriamo
dat jullie rennen che voi corriate
dat zij rennen che loro corrano
   
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
dat ik rende che io corressi
dat je rende che tu corressi
dat hij / zij rende che lui / lei corresse
dat wij renden che noi corressimo
dat jullie renden che voi correste
dat zij renden che loro corressero
   
Voltooid tegenwoordige tijd Passato
dat ik heb gerend che io abbia corso
dat je hebt gerend che tu abbia corso
dat hij / zij heeft gerend che lui / lei abbia corso
dat wij hebben gerend che noi abbiamo corso
dat jullie hebben gerend che voi abbiate corso
dat zij hebben gerend che loro abbiano corso
   
Voltooid verleden tijd Trapassato
dat ik had gerend che io avessi corso
dat je had gerend che tu avessi corso
dat hij / zij had gerend che lui / lei avesse corso
dat wij hadden gerend che noi avessimo corso
dat jullie hadden gerend che voi aveste corso
dat zij hadden gerend che loro avessero corso
   
Voorwaardelijke wijs Condizionale
Tegenwoordige tijd Presente
ik zou rennen io correrei
jij zou rennen tu correresti
hij / zij zou rennen lui / lei correrebbe
wij zouden rennen noi correremmo
jullie zouden rennen voi correreste
zij zouden rennen loro correrebbero
   
Verleden tijd Passato
ik zou hebben gerend io avrei corso
jij zou hebben gerend tu avresti corso
hij / zij zou hebben gerend lui / lei avrebbe corso
wij zouden hebben gerend noi avremmo corso
jullie zouden hebben gerend voi avreste corso
zij zouden hebben gerend loro avrebbero corso
   
Gebiedende wijs Imperativo
ren ! (tu) corri !
ren ! (Lei) corra !
laten we rennen ! (noi) corriamo !
ren ! (voi) correte !
ren ! (loro) corrano !
   
Deelwoord Participio
tegenwoordige tijd Presente
rennende corrente
   
Verleden tijd Passato
gerend hebbende corso
   
Gerundium Gerundio
Tegenwoordige tijd Presente
al rennend correndo
   
Verleden tijd Passato
gerend hebbend avendo corso







Citaat van de dag

"Twee dingen vervullen het gemoed met steeds nieuwe en steeds toenemende bewondering en ontzag, hoe vaker en intenser het nadenken zich erop toelegt: de sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij.
Due cose riempiono l'animo di ammirazione e venerazione sempre nuova e crescente, quanto più spesso e più a lungo la riflessione si occupa di esse: il cielo stellato sopra di me, e la legge morale in me. "
- Immanuel Kant -
(1724-1804)

Advertenties

Met de opbrengst van reclame wordt het onderhoud van de site betaald en sparen we voor nieuwe investeringen zoals geluidsbestanden.
Wilt u ook adverteren op deze site?