Agenda en uitgaanstips

Evenementen in Nederland

 

-------

 

Feest- en gedenkdagen in Italiƫ

 

25 april

Festa della Liberazione

 

1 mei

Festa del Lavoro

 

2 juni

Festa della Repubblica

 

Lees verder...

Onze statistieken

Vandaag 249
Deze week 249
Deze maand 2386
Sinds 10-2008 3599174

Liggen - Giacere




 

 

 

In het Italiaans worden de persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij, etc.) meestal weggelaten. Hier staan ze voor de volledigheid wel vermeld.

 

 

 

Infinitief Infinito
te liggen giacere
   
Tegenwoordige tijd Presente
ik lig io giaccio
jij ligt tu giaci
hij / zij ligt lui / lei giace
wij liggen noi giacciamo
jullie liggen voi giacete
zij liggen loro giacciono
   
Tegenwoordig actieve tijd Presente progressive
ik ben aan het liggen io sto giacendo
jij bent aan het liggen tu stai giacendo
hij / zij is aan het liggen lui / lei sta giacendo
wij zijn aan het liggen noi stiamo giacendo
jullie zijn aan het liggen voi state giacendo
zij zijn aan het liggen loro stanno giacendo
   
Verleden tijd Passato
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
ik lag io giacevo
jij lag tu giacevi
hij / zij lag lui / lei giaceva
wij lagen noi giacevamo
jullie lagen voi giacevate
zij lagen loro giacevano
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(nabije verleden)
Passato prossimo
ik heb gelegen io ho giaciuto
jij hebt gelegen tu hai giaciuto
hij / zij heeft gelegen lui / lei ha giaciuto
wij hebben gelegen noi abbiamo giaciuto
jullie hebben gelegen voi avete giaciuto
zij hebben gelegen loro hanno giaciuto
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(verre verleden)
Passato remoto
ik heb gelegen io giacqui
jij hebt gelegen tu giacesti
hij / zij heeft gelegen lui / lei giacque
wij hebben gelegen noi giacemmo
jullie hebben gelegen voi giaceste
zij hebben gelegen loro giacquero
   
Voltooid verleden tijd
(nabije verleden)
Trapassato prossimo
ik had gelegen io avevo giaciuto
jij had gelegen tu avevi giaciuto
hij / zij had gelegen lui / lei aveva giaciuto
wij hadden gelegen noi avevamo giaciuto
jullie hadden gelegen voi avevate giaciuto
zij hadden gelegen loro avevano giaciuto
   
Voltooid verleden tijd
(verre verleden)
Trapassato remoto
ik had gelegen io ebbi giaciuto
jij had gelegen tu avesti giaciuto
hij / zij had gelegen lui / lei ebbe giaciuto
wij hadden gelegen noi avemmo giaciuto
jullie hadden gelegen voi aveste giaciuto
zij hadden gelegen loro ebbero giaciuto
   
Toekomende tijd Futuro
Onvoltooid toekomende tijd Futuro semplice
ik zal liggen io giacerò
jij zal liggen tu giacerai
hij / zij zal liggen lui / lei giacerà
wij zullen liggen noi giaceremo
jullie zullen liggen voi giacerete
zij zullen liggen loro giaceranno
   
Voltooid toekomstige tijd Futuro anteriore
ik zal hebben gelegen io avrò giaciuto
jij zal hebben gelegen tu avrai giaciuto
hij / zij zal hebben gelegen lui / lei avrà giaciuto
wij zullen hebben gelegen noi avremo giaciuto
jullie zullen hebben gelegen voi avrete giaciuto
zij zullen hebben gelegen loro avranno giaciuto
   
Aanvoegende wijs Congiuntivo
Tegenwoordige tijd Presente
dat ik lig che io giaccia
dat je ligt che tu giaccia
dat hij / zij liggen che lui / lei giaccia
dat wij liggen che noi giacciamo
dat jullie liggen che voi giacciate
dat zij liggen che loro giacciano
   
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
dat ik lag che io giacessi
dat je lag che tu giacessi
dat hij / zij lag che lui / lei giacesse
dat wij lagen che noi giacessimo
dat jullie lagen che voi giaceste
dat zij lagen che loro giacessero
   
Voltooid tegenwoordige tijd Passato
dat ik heb gelegen che io abbia giaciuto
dat je hebt gelegen che tu abbia giaciuto
dat hij / zij heeft gelegen che lui / lei abbia giaciuto
dat wij hebben gelegen che noi abbiamo giaciuto
dat jullie hebben gelegen che voi abbiate giaciuto
dat zij hebben gelegen che loro abbiano giaciuto
   
Voltooid verleden tijd Trapassato
dat ik had gelegen che io avessi giaciuto
dat je had gelegen che tu avessi giaciuto
dat hij / zij had gelegen che lui / lei avesse giaciuto
dat wij hadden gelegen che noi avessimo giaciuto
dat jullie hadden gelegen che voi aveste giaciuto
dat zij hadden gelegen che loro avessero giaciuto
   
Voorwaardelijke wijs Condizionale
Tegenwoordige tijd Presente
ik zou liggen io giacerei
jij zou liggen tu giaceresti
hij / zij zou liggen lui / lei giacerebbe
wij zouden liggen noi giaceremmo
jullie zouden liggen voi giacereste
zij zouden liggen loro giacerebbero
   
Verleden tijd Passato
ik zou hebben gelegen io avrei giaciuto
jij zou hebben gelegen tu avresti giaciuto
hij / zij zou hebben gelegen lui / lei avrebbe giaciuto
wij zouden hebben gelegen noi avremmo giaciuto
jullie zouden hebben gelegen voi avreste giaciuto
zij zouden hebben gelegen loro avrebbero giaciuto
   
Gebiedende wijs Imperativo
lig ! (tu) giaci !
lig ! (Lei) giaccia !
laten we liggen ! (noi) giacciamo !
lig ! (voi) giacete !
lig ! (loro) giacciano !
   
Deelwoord Participio
tegenwoordige tijd Presente
liggende giacente
   
Verleden tijd Passato
gelegen hebbende giaciuto
   
Gerundium Gerundio
Tegenwoordige tijd Presente
al liggend giacendo
   
Verleden tijd Passato
gelegen hebbend avendo giaciuto

 

 

 








Citaat van de dag

"Twee dingen vervullen het gemoed met steeds nieuwe en steeds toenemende bewondering en ontzag, hoe vaker en intenser het nadenken zich erop toelegt: de sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij.
Due cose riempiono l'animo di ammirazione e venerazione sempre nuova e crescente, quanto più spesso e più a lungo la riflessione si occupa di esse: il cielo stellato sopra di me, e la legge morale in me. "
- Immanuel Kant -
(1724-1804)

Advertenties

Met de opbrengst van reclame wordt het onderhoud van de site betaald en sparen we voor nieuwe investeringen zoals geluidsbestanden.
Wilt u ook adverteren op deze site?