Agenda en uitgaanstips

Evenementen in Nederland

 

-------

 

Feest- en gedenkdagen in Italië

 

25 april

Festa della Liberazione

 

1 mei

Festa del Lavoro

 

2 juni

Festa della Repubblica

 

Lees verder...

Onze statistieken

Vandaag 118
Deze week 423
Deze maand 4590
Sinds 10-2008 3724254

Doen - Fare




 

 

In het Italiaans worden de persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij, etc.) meestal weggelaten. Hier staan ze voor de volledigheid wel vermeld.

 

 

Infinitief Infinito
te doen fare
   
Tegenwoordige tijd Presente
ik doe io faccio, fò
jij doet tu fai
hij / zij doet lui / lei fa
wij doen noi facciamo
jullie doen voi fate
zij doen loro fanno
   
Tegenwoordig actieve tijd Presente progressive
ik ben aan het doen io sto facendo
jij bent aan het doen tu stai facendo
hij / zij is aan het doen lui / lei sta facendo
wij zijn aan het doen noi stiamo facendo
jullie zijn aan het doen voi state facendo
zij zijn aan het doen loro stanno facendo
   
Verleden tijd Passato
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
ik deed io facevo
jij deed tu facevi
hij / zij deed lui / lei faceva
wij deden noi facevamo
jullie deden voi facevate
zij deden loro facevano
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(nabije verleden)
Passato prossimo
ik heb gedaan io ho fatto
jij hebt gedaan tu hai fatto
hij / zij heeft gedaan lui / lei ha fatto
wij hebben gedaan noi abbiamo fatto
jullie hebben gedaan voi avete fatto
zij hebben gedaan loro hanno fatto
   
Voltooid tegenwoordige tijd
(verre verleden)
Passato remoto
ik heb gedaan io feci
jij hebt gedaan tu facesti
hij / zij heeft gedaan lui / lei fece
wij hebben gedaan noi facemmo
jullie hebben gedaan voi faceste
zij hebben gedaan loro fecero
   
Voltooid verleden tijd
(nabije verleden)
Trapassato prossimo
ik had gedaan io avevo fatto
jij had gedaan tu avevi fatto
hij / zij had gedaan lui / lei aveva fatto
wij hadden gedaan noi avevamo fatto
jullie hadden gedaan voi avevate fatto
zij hadden gedaan loro avevano fatto
   
Voltooid verleden tijd
(verre verleden)
Trapassato remoto
ik had gedaan io ebbi fatto
jij had gedaan tu avesti fatto
hij / zij had gedaan lui / lei ebbe fatto
wij hadden gedaan noi avemmo fatto
jullie hadden gedaan voi aveste fatto
zij hadden gedaan loro ebbero fatto
   
Toekomende tijd Futuro
Onvoltooid toekomende tijd Futuro semplice
ik zal doen io farò
jij zal doen tu farai
hij / zij zal doen lui / lei farà
wij zullen doen noi faremo
jullie zullen doen voi farete
zij zullen doen loro faranno
   
Voltooid toekomstige tijd Futuro anteriore
ik zal hebben gedaan io avrò fatto
jij zal hebben gedaan tu avrai fatto
hij / zij zal hebben gedaan lui / lei avrà fatto
wij zullen hebben gedaan noi avremo fatto
jullie zullen hebben gedaan voi avrete fatto
zij zullen hebben gedaan loro avranno fatto
   
Aanvoegende wijs Congiuntivo
Tegenwoordige tijd Presente
dat ik doe che io faccia
dat je doet che tu faccia
dat hij / zij doet che lui / lei faccia
dat wij doen che noi facciamo
dat jullie doen che voi facciate
dat zij doen che loro facciano
   
Onvoltooid verleden tijd Imperfetto
dat ik deed che io facessi
dat je deed che tu facessi
dat hij / zij deed che lui / lei facesse
dat wij deden che noi facessimo
dat jullie deden che voi faceste
dat zij deden che loro facessero
   
Voltooid tegenwoordige tijd Passato
dat ik heb gedaan che io abbia fatto
dat je hebt gedaan che tu abbia fatto
dat hij / zij heeft gedaan che lui / lei abbia fatto
dat wij hebben gedaan che noi abbiamo fatto
dat jullie hebben gedaan che voi abbiate fatto
dat zij hebben gedaan che loro abbiano fatto
   
Voltooid verleden tijd Trapassato
dat ik had gedaan che io avessi fatto
dat je had gedaan che tu avessi fatto
dat hij / zij had gedaan che lui / lei avesse fatto
dat wij hadden gedaan che noi avessimo fatto
dat jullie hadden gedaan che voi aveste fatto
dat zij hadden gedaan che loro avessero fatto
   
Voorwaardelijke wijs Condizionale
Tegenwoordige tijd Presente
ik zou doen io farei
jij zou doen tu faresti
hij / zij zou doen lui / lei farebbe
wij zouden doen noi faremmo
jullie zouden doen voi fareste
zij zouden doen loro farebbero
   
Verleden tijd Passato
ik zou hebben gedaan io avrei fatto
jij zou hebben gedaan tu avresti fatto
hij / zij zou hebben gedaan lui / lei avrebbe fatto
wij zouden hebben gedaan noi avremmo fatto
jullie zouden hebben gedaan voi avreste fatto
zij zouden hebben gedaan loro avrebbero fatto
   
Gebiedende wijs Imperativo
doe ! (tu) fa, fai, fa'
doe ! (Lei) faccia
laten we doen ! (noi) facciamo
doe ! (voi) fate
doe ! (loro) facciano
   
Deelwoord Participio
tegenwoordige tijd Presente
doende facente
   
Verleden tijd Passato
gedaan hebbende fatto
   
Gerundium Gerundio
Tegenwoordige tijd Presente
al doend facendo
   
Verleden tijd Passato
gedaan hebbend avendo fatto







Citaat van de dag

"Iedere taal geeft een unieke kijk op het leven.
Un linguaggio diverso è una diversa visione della vita. "
- Federico Fellini -
(1920-1993)

Mededelingen en snelkoppelingen

Heeft u een eigen website? Een link naar deze website wordt zeer gewaardeerd. Uw website kan eventueel ook bij ons in het linkoverzicht geplaatst worden.